Het kasteel van de Koning

“Waar woon jij?”, was het eerste wat mijn iets te bijdehante nichtje van 4 vraagt op de verjaardag van mijn verre oom. “Thuis”, antwoordde ik. Even werd er niets gezegd. Haar kleine oogjes spraken boekdelen. Niet lang daarna liep ik samen met haar de Grote Markt over. Op zoek naar andere ‘thuizen’. Het ene thuis was het andere niet, en daar was Lotte het met me eens. Lichtjes, kaarsjes, elk huis had een ander thuis.

We liepen naar het Grote Kerkhof. Kleine ‘thuizen’ werden vervangen voor grote. Grote mensen zaten op stoeltjes koffie te drinken voor ‘thuizen’. Ik probeerde Lotte uit te leggen dat deze ‘thuizen’ café’s heten en dat je er drinken kan kopen. Dat leek Lotte wel wat, drinken halen bij willekeurige ‘thuizen’.

Niet lang daarna keek Lotte me aan met grote verschrikte ogen. “Kelsey?, van wie is deze thuis?” en ze richtte haar kleine hoofdje richting het gemeentehuis. ““Nou Lotte, dit is een heel bijzonder gebouw. Dit is namelijk het huis van de koning”, antwoordde ik. “En kijk, de Koning heeft bezoek want de rode loper ligt uit”. Haar ogen weerspiegelden haar geboren fantasie.

Tot op een zekere maandagavond: “Kijk Lotte de koning is thuis én hij krijgt bezoek!” “Uh, Kelsey. Dat is niet het huis van de Koning hoor” , hoor ik haar iets te betweterig zeggen. “Daar woont de gemeente.” Ik was even te verbaasd om wat te zeggen. “De Gemeente woont daar? Nee hoor, de koning woont daar Lotte. De koning van Deventer!” “Nee Kelsey, ik heb het mama gevraagd en mama zegt dat de gemeente daar woont.” “Oh en daar mag je dus niet je fiets neerzetten, want die haalt de gemeente weg”, vervolgt ze.

Vanaf dat moment was het over. Niets huis van de koning. De gemeente woont daar en dat is dat.  Als je nog geen vier bent, dan behoren koningen in grote huizen te wonen. Punt. Daarbij: Mijn verhaal maakte Deventer nóg historischer.

Dus burgemeester van Deventer. Wilt u voor één keer koning spelen? Koop ik wel een kroon, draagt u uw ketting en rollen we de rode loper uit. Dan komen wij op bezoek en kan ik Lotte laten zien dat er wel degelijk een koning van Deventer bestaat.

En zullen we afspreken dat de stad vol geheimen zit? Dat er een klein jongetje verstopt zit in de Deventer koek fabriek, net zoals Sjakie in de chocoladefabriek? En dat de gaten in de Bergkerk komen door een heks die tegen de kerk is aangevlogen? Dat er kleine deurtjes en kiertjes zijn waar stadskabouters wonen die in de nachten huizen bewaken? Ik ben voor!

Laatst vroeg Lotte tijdens onze avondwandeling waar ik eigenlijk woonde. “Daar” wees ik, en liet haar de Grote Lebuïnuskerk zien. Ik vertelde dat mensen daar komen om met God en Jezus te praten en om zich even thuis te voelen. Twee sprankelende oogjes keken mij aan: “Woon jij dáár? “Ik wil daar ook graag heen, Kelsey. Niet om me thuis te voelen, maar gewoon om even lekker te knuffelen met Jezus.” Een glimlach betoverde mijn gezicht.

Een nieuw jaar, een nieuw leven

2013 maakt plaats voor 2014. Een nieuw jaar, nieuwe mensen, nieuwe wensen. Voor velen zal het oud en nieuw-feest een herhalingsrecept zijn van voorgaande jaren: oliebollen bakken, de spaarrekening leeghalen en uitgeven aan sierloos vuurwerk, iedereen de beste wensen wensen, ruzie krijgen met zilveren kerstslingers die niet de boom uit te krijgen zijn en vervolgens opgelucht ademhalen als al het kerstige gedoe weer voorbij is.

Zo is het ook een beetje voor mij. 2013 was een bijzonder jaar. Waarin ik verhuisde van het ene huis naar de andere, ik mezelf assistent-drogist mocht noemen bij mijn splinternieuwe werkgever. Het jaar waarin onze geliefde oom onverwacht overleed en het jaar waarin ik me columnist mocht noemen voor de beste stichting ever: Villa Pinedo.

Nog niet zo heel lang geleden heb ik er twee columns aan gewijd, het overlijden van onze oom. Een wrede beslissing van ‘die beste Man daar bovenin de hemel’. Nog steeds begrijp ik het niet. Waarom de één mekkend en zeurend 96 wordt, en de andere die altijd vrolijk is nog geen 55. Het leven is niet eerlijk.

Gelukkig heb ik me mogen aansluiten bij een stichting die het oneerlijke leven wat minder oneerlijk maakt. Villa Pinedo, een stichting voor kinderen met gescheiden ouders. Waarin ieder kind welkom is in de Villa, want ieder kind is bijzonder. Maar waarin ik me dikwijls afvraag waarom sommige mensen ervoor hebben gekozen ouders te worden.

Ik doe dus ook maar mee met het ‘terugkijken op 2013’… Een jaar van uitersten. Daar waar het leven van een dierbare eindigde, begint er nu één van een ander; ik word tante.

Melancholische kerst

Sinterklaas heeft zijn bisschoppelijke deur nog niet achter zich dichtgetrokken, of zijn iets lijkende naamgenoot laat zich alweer zien met zijn dikke buik en zijn wittige pluizebaard, in de outfit die meer oogt als kruising tussen joggingpak en pyjama. De door Coca Cola vormgegeven ‘Santa Claus” en bekend van het reclamespotje met de bekende vrachtwagen door een heldere kerstnacht met tal van vallende sneeuwvlokjes.

Kerst. Voor sommigen hét familiare spektakel van het jaar. Voor mij niet meer dan een bloeddruk verhogende periode met dagen waarin ik mijn organiserende kwaliteiten uittest en bijstuur.  Twee dagen, drie families en vier potentiële kerstdiners. Dikwijls vraag ik me af wat de intentie is van het overbekende liedje: “I wish you a merry christmas and a happy new year”. Denkend aan de betekenis van dit lied, besef ik me dat er sinds de scheiding van mijn ouders niet echt meer een ‘merry christmas’ is geweest.

Wie ervan overtuigd is dat minstens 3 keer kerst vieren leuk is, moet nodig op rehabilitatie. Kerst heeft voor mij niets meer weg van het perfecte plaatje wat altijd vertoont wordt. Eerste kerstdag bij mama betekent automatisch tweede kerstdag bij papa. Oud en Nieuw bij het vriendjelief en oohja, of je dan ook nog even je verjaardag zou willen vieren tussen kerst en oud en nieuw. Mijn geboortedatum prijkt namelijk op de dag vóór eerste kerstdag. Heerlijk, al dat gepuzzel met dagen en mensen. Niets is meer over van het saamhorigheidsgevoel dat we willen hebben van kerst. Tijd om te relaxen aan de eetkamertafel is er niet, want het volgende kerstdiner dient zich alweer aan. En oohja, opa en oma vinden het ook leuk om je met kerst te zien!

Zo tegen het einde van het jaar word ik altijd een beetje melancholisch. Misschien ligt dat aan het tekort aan zonlicht, misschien aan het teveel aan files. Misschien heeft het te maken met het gedrag dat iedereen vertoont zo rond kerstmis. Mensen denken ineens na over liefde en vrede, ze gaan ineens huiselijk doen, er wordt weer gezellig tijd genomen voor elkaar en zelfs de kerk wordt weer even drukbezocht. Het lijkt alsof iedereen een soort kerstpakket in zichzelf openmaakt. Een doos vol met traditie, besef, verlangen, waarden en dromen. Binnenkort zal ik ook mijn persoonlijke kerstpakket openen en ik weet nu al wat ik als eerste tegen zal komen; Liefde. Daar waar het eigenlijk altijd om hoort te draaien.

Onverwacht vertrek

Ik zit hier, op de stoeprand van de deurpost. Rondom mijn voeten lopen vele tientallen, misschien wel honderden mieren. Op zoek naar dat ene mierennest, waar ik op het moment met mijn kont bovenop zit. Begin dit jaar zag ik ze al vurig heen en weer rennen. De hele familie was aan het werk om een waar mierennest te bouwen. Kruiwagens vol met voedsel werden er aangeleverd, tot laat in de avond.

De afgelopen week was het nogal druk op mijn stoepje. Variërend van postbodes vol met condoleance brieven tot huilende mensen en vazen met vele bossen met bloemen. Al deze dingen bezette mijn druk bewoonde stoepje bijna de hele dag.

Tussen het vele condoleren door hield ik mijn ogen niet af van het nest. Normaal houd ik niet zo van die krioelende beesten, maar deze keer was het anders. Het voelde anders. Keer op keer renden de mieren slalommend tussen benen, zakken met tissues, glazen wijn en kopjes koffie. Het vreemde van ons menselijke wezens, is dat we ons bij grote levensgebeurtenissen vaak met kleine dingen afleiden. En daarom bleef ik ook maar naar die mieren staren. En dat ze urenlang dezelfde route heen en terug liepen, met hier en daar een obstakel.

Ik vond het zo zielig voor al die mieren. Ze snapten niet meer hoe ze naar huis moesten. Keer op keer renden ze op en neer, door elkaar en over elkaar. Minutenlang. Sommigen vonden de ingang. Anderen lagen dagen daarna levenloos een paar meter verder met enkel wat zandkorrels op hun lijf.

Gek genoeg was ik niet de enige die keek. Menig keer zag ik de ogen van mijn nichtje steeds vaker afdwalen naar de plek waar het nest zich bevindt. ‘Ach, die arme mieren. Ze werken hard hé?’ zei ze. En na een korte stilte: ‘Zullen we maar pijlen gaan ophangen? Dat scheelt ze zoveel zoeken’. Zei ze met een kleine lach.

Gelukkig is het er niet van gekomen. Die arme mieren zullen er vast niet wijzer op zijn geworden. De rust is gelukkig weer wat teruggekeerd. De mieren rennen weer zo snel ze kunnen recht op de ingang af. Toch blijf ik maar naar ze kijken. Het is een raar idee dat deze diertjes, wiens leven maar een ogenblik duurt in vergelijking met de onze, mijn oom hebben gekend. Net zoals de kat van de buren, die de laatste paar dagen vreemd blijft miauwen voor de deur. Alsof hij ‘wanneer kom je weer terug?’ probeert te zeggen. En het nest mussen dat zich heeft gevestigd in de heg. Al het leven gaat door.

Eigenlijk zijn we allemaal net als die hardwerkende mieren. Ons leven is zo kort, we rennen maar door, we werken maar door en we kruipen bij elkaar. We voeren de kleintjes, we poetsen onze lichaamsdelen en soms… Soms kunnen we ons huis even niet meer vinden.

Levenslicht

Het lijkt erop dat hoe ouder ik word, hoe meer leed er zich om mij heen nestelt. In mijn familie wordt de oudere generatie doof, blind of vergeetachtig. Uit mijn eigen generatie gaan er geregeld gezinnen scheiden. Of zijn hun kinderen aan de drugs, krijgt iemand een hartinfarct of overwint kanker. Sommigen zitten met een burn-out thuis of zijn arbeidsongeschikt. Hoe ouder we worden, hoe meer tegenslagen zichtbaar worden. Het leven is fragiel en kwetsbaar.

Ik word niet alleen geraakt door zoveel leed en verdriet, maar ik ben vooral geboeid door hoe mensen met dit verdriet omgaan. Ik kijk en observeer als christen, maar ook als dochter, vriendin en collega. Ik vraag me dan ook geregeld af hoe ik om ga met het overlijden van een dierbare, of een scheiding. Of een verslavingsprobleem van mijn neefje, een hartinfarct van mijn oma of de dementie van mijn opa. Het zijn de dingen die het leven zwaar laten tillen. Het is de strategie, de wijze waarop iemand met verdriet omgaat die verschilt.

Sommigen slaan aan de slag, regelen van alles en worden de regeltante. Anderen worden stil, trekken zich terug en willen alleen gelaten worden. Weer anderen zoeken steun in hun sociale omgeving. Ze praten veel maar niet over hun verdriet. Daarnaast heb je ook nog mensen die veel alcohol gaan drinken, sporten overdreven veel of eten zich tonnetje rond. Ook heb je -zoals ik- mensen die steun vinden in hun geloof en bidden veel.

De verwerking van verdriet is in het hele proces een niet te onderschatten factor. Het leven blijft een wonderlijk spektakel het begint en het eindigt. Ondertussen gaat het op herhaling, verjongt en vernieuwd zich en sterft weer af. Het is ondoorgrondelijk en complex, je legt het vast op doek of op papier, je houdt het in de houdgreep of andersom. Het is kleurrijk en spannend, vaak de moeite waard en soms ook niet, het legt je in de luren en laat je lachen. En heeft een ingebouwd mechanisme, ergens tussen de oren, om teleurstellingen maar bovenal verdriet een plek te kunnen geven.

Ondertussen lopen we samen met een schepje en een schoenendoos naar de achtertuin. In het doosje ligt haar konijntje, Skip. Haar traantjes vallen één voor één op de grond. ‘Skip was lief hé, Kelsey?’ Snikt ze terwijl ze haar traantjes wegveegt. Ik knik. Samen zaten ze vaak in de tuin op het gras. De liefde waarmee ze haar worteltjes keer op keer aan Skip gaf, deed me iets. Skip was bijzonder, ondanks zijn albino witte vacht en zijn blauwe rechteroogje. Ze heeft hem als mini-konijntje opgevoed. Hij had iets speciaals. Kwam uit zijn hok huppelen als ze hem een worteltje kwam geven. Nu is hij dood. Langzaam legt ze het doosje in de kuil. We staan even stil. Nog een laatste blik en dan schept ze het lichtbruine zand op het doosje. Haar traantjes verkleuren het zand. ‘Kelsey?’ vraagt ze met een zachte stem. Ze veegt haar traantjes weg. ‘Bestaat er ook een konijnenhemel?’ Ik knik weer. ‘Gelukkig. Dan is Skip nu bij al zijn konijnenvriendjes. Kan hij lekker spelen en worteltjes eten.’

Ik bedenk me dat dit een geruststellende gedachte is. Wellicht is er wel een konijnenhemel. ‘Skip is nu vast in de konijnenhemel, waar alle konijntjes met elkaar spelen en worteltjes eten,’ zeg ik. We lopen hand in hand door de tuin. Ineens blijft ze staan en kijkt naar boven. Een grote heldere ster siert de hemel. ‘Opa en oma vonden Skip ook erg lief. Ze zullen vast goed voor Skip zorgen.’ Een nieuwe traan glijdt weg uit haar waterige oogjes. Vanaf vandaag ziet de wereld er voor haar heel anders uit.

 

In Memoriam
Allan Obdeijn
14-09-1958 Canada          02-09-2013 Gorssel

All you need is love

Groot was het nieuws. Diederick Samson gaat scheiden! Mijn buurvrouw kwam euforisch aanwandelen met haar handen onwennig friemelend voor zich. ‘Heb je het al gehoord? Samson gaat scheiden!’ Met mijn fiets nog in mijn hand sta ik voor de schuurdeur. Ik frons een keer met mijn linker wenkbrauw richting mijn buurvrouw. Eigenlijk weet ik niet zo goed wat ik ermee moet. Ik vind het onwaardig om Samsom’s scheiding groot in het nieuws te brengen. Het is wat optimistisch, maar ik zou toch graag zien dat zijn kinderen over 5 jaar ander groot nieuws de media in brengen “Kinderen Samson goed terechtgekomen ondanks scheiding”. Mijn buurvrouw staat me nog steeds vreemd aan te kijken, wachtend totdat ik een zinnig antwoord geef. Even twijfel ik. Nee, ik zeg het niet.

Ik denk aan alle echtscheidingen in mijn omgeving. De ene nog gênanter dan de ander. Vulgaire scheldpartijen, afluisterpraktijken, sms’jes vol scheldkanonnades, spammails … Verdere toelichting is niet nodig denk ik. In mijn 21-jarige bestaan heb ik vele uitbundige bruiloften meegemaakt. In vreselijk zoete roze jurkjes paraderend over het balkon van het gemeentehuis. Ijsberend wachten tot dat je je handje vol rijst over de bruid kan gooien en zij haar rijstkorrels proestend uit haar mond grist. En dan die eeuwig durende kerkdienst, zittend op keiharde houten bankjes zonder kussens. De vloeiende tranen van het bruidspaar. Kiezend voor een leven, lang en gelukkig met elkaar. Om vervolgens een paar jaar later met hem snikkend nachtenlang in een grauw café op de hoek van de straat zijn huwelijksgal aan te horen. Het enige lichtpuntje wat er nog scheen in zijn leven was de lantaarnpaal die zijn licht gedempt over de eenzame weg scheen.

Wat doen mensen die ooit vurig het bed hebben gedeeld, elkaar aan? Waarom hebben sommige exen nog maar één doel: het slopen van de ander? Hij of zij moet kapot, stuk, psychisch verwoest, failliet, op sterven na dood. Ik kijk er telkens met verbazing naar.

Net als mijn buurvrouw. Ik kijk er met verbazing naar. ‘Buurvrouw, weet u?’, vervolg ik als ze me achterna is gelopen. ‘Weet u wat het geheim is van een goede scheiding?’ Ze kijkt me vragend aan. Weloverwogen laat ik de vijf woorden over mijn lippen glijden. ‘All you need is love’.

Hormoonbommen op stiletto’s

Gisteren ben ik ‘een beetje dom’ geweest. “Wie mooi wil zijn, moet pijn lijden”, zei mijn moeder altijd in volle overtuiging. Tot gisteren had ik geen enkel idee wat ze hiermee bedoelde. Jammer weer dat ik daarachter moet komen door 5 ontvelde blaren op 10 vierkante centimeter. Met jaloerse blik kijk ik dan ook altijd naar de modellen van Victoria’s Secret die op sky-high stiletto’s over de catwalk paraderen alsof het niks is. Ik wilde dat ik het ook kon.

Ik ben dol op mijn sneakers en slippers, ik koester mijn schattige ballerina’s maar echt ondersteboven word ik pas van een super vrouwelijke stiletto. Als jonge puber zag ik mijn wereld opengaan; hoe ik met mijn stiletto’s de wereld zou ontdekken. Hoe ik scheefliggende stoeptegels zou overtreffen en klinkers zou verbieden in vrouw-vriendelijke straten. Maar de wereld van de tegenwoordige vrouw ziet er toch een stuk kleiner uit op hakken. Hooguit 500 meter; van de supermarkt er weer terug. Overigens is mijn lichaam ook niet geschapen voor hakken. Met mijn 1.85 meter voel ik me meer een grote vriendelijke reus dan een aantrekkelijke, jonge vrouw.

Toch zou ik menig stiletto niet willen ruilen voor Uggs. Je kent ze wel, van die ‘buiten-loop-sloffen’. Vrouwen in dat spul lopen letterlijk naast hun schoenen. Of naast hun zolen, eigenlijk. Ik lach me helemaal kapot als ik een kudde overstekend vee zie lopen op die dingen. Uggs moeten worden uitgeroeid. Op de harde manier. Iedereen die Uggs draait; opsluiten! Maar helaas, de Uggs gaan niet dood, ze zijn springlevend, dominant aanwezig tussen elk groepje vrouwen. Hoog gehakte muiltjes zullen een einde moeten maken aan onze Hollandse winters. Vrouwelijk volk; voel u geroepen!

Hakken maken en kraken de vrouw. Zorgen voor ellendige blaren, hielwondjes, samengeperste tenen, knelle bandjes en nog tal van andere kwellingen die ik u als man zal besparen. Want als man ziet u natuurlijk alleen de betere dingen van onze vrouwelijke killer heels. Ze maken benen langer, spannen kuit,- en bilspieren aan, welven de rug, drukken borsten naar voren en zorgen voor een flinke dosis testosteron bij onze mannelijke tegenspelers. Hakken dwingen ons vrouwen tot een uitdagend loopje met korte, harde pasjes. Wie, zoals ik, geen talent heeft, kan beter onder de 5 centimeter blijven. Want niets is onaantrekkelijker dan met een lijdende blik op hoge hakken strompelen, als je het mij vraagt.

Schoenen hebben effect op je uitstraling. Er bestaat geen beter medicijn voor een futloos en onaantrekkelijk gevoel dan het aantrekken van een paar sexy stiletto’s met een vrolijk hakje. Door er aantrekkelijk bij te lopen, kun je als vrouw slim gebruikmaken van het feit dat mannen meer seks willen dan vrouwen en dus permanent seksueel gefrustreerd zijn. Als zij dan een kort rokje met een hoog hakje zien zijn ze zo met seks bezig dat je van alles gedaan krijgt. Hij wil iets van jou. Macht ligt voor het oprapen.

Laten we daarom als vrouwen ons allemaal hijsen in sky-high heels. En na een wandeltocht van 2 kilometer onze lieve mannen verdrietig toespreken om een heerlijke voet-massage met uitloop tot rug en schouders. Ik ben voor!

Girls, we run the world!

De laatste tijd irriteer ik me nogal aan de wijze waarop media omgaan met het beeld van de vrouw. De gemiddelde vrouw is niet tevreden met haar lichaam tenzij ze op een net glad geslepen tandenstoker lijkt. En dat terwijl ik serieus gruwel van de vrouwen zonder enige vorm van borsten, billen of buikvetjes. De vrouwen waarbij de ribben opmerkelijker zijn dan de twee bobbels die er normaal gesproken boven horen te zitten. Nu ben ik zeker niet van mening dat elke vrouw een voorgevel moet hebben a lá Himalaya-gebergte, maar een platgereden tandenstoker is ook niet iets waar we trots mee willen paraderen, toch?

Geregeld zie ik foto’s langskomen van meisjes met Cup -(min!)AAA en met kindermaatje 156. Waarna ik mijn buik, billen en borsten nog maar eens trots vastpak en toespreek. Even wat weeg,- en meetwerk en ik weet weer dat ik pas tussen het rijtje van vrouwen met standaardmaatje 38/40.  Degene die heeft bedacht dat eng dun mooi was moet vast ondersteboven van de trap gevallen zijn.

Wat ben ik trots op mijn zelfgekweekte vetjes op plaatsen waar ik ze ook liever niet in die mate had gehad. Het maandelijkse hormonencircus maakt dat het voor ons vrouwen niet makkelijker wordt. Aan de zware verplichting om in 5 dagen tijd 15 repen ultra-pure-chocolade en 3 zakken zwaar zoute drop achterover te slaan, is niet altijd een pretje. Om dan maar te zwijgen over het gevoel van een bonk afstervend baarmoederslijmvlies dat naar buiten wordt geperst. Nope, wij vrouwen hebben het niet makkelijk.

Toch denk ik niet dat ik een man had willen zijn. Constant lopen met een lubberig ding tussen je benen en nadenken hoe je op je fiets stapt om niet getuige te zijn van een sopranen-stem, is niet mijn ding denk ik. Liever paradeer ik rond met een paar bobbels die niet voldoen aan mijn schoonheidsideaal en trotseer ik de meest smalle broeken met mijn brede heupen. Verschuil je daarom niet langer achter die achterlijk dunne lantaarnpalen, maar laat je zien; we run the world!

Mijn lieve, kleine, slaperige nijlpaard

Slapen is mijn grootste hobby. Zeg maar gerust, veruit mijn grootste hobby. Languit gestrekt op mijn favoriete doorgelegen matras met een groot zacht kussen erboven. Heerlijk ontspannend niets doen. Alhoewel, dat niets doen is natuurlijk niet per definitie zo. Maar laten we het voor het gemak op ‘niets doen’ houden.

Vannacht werd dat ‘niets doen’ ineens bruut onderbroken door iets wat ik niet bij naam kan noemen. Als het überhaupt een naam heeft. Met mijn deken over mijn hoofd produceerde mijn mond geluiden die meer weg hadden van een drachtige nijlpaard dan van een 21-jarige slaapkop. En geloof me, de geluiden werden steeds gekker. Van een zielig gesnik tot een waar gebrul. Tot voor kort wist ik niet eens dat ik kon brullen…

Dus daar lag ik dan. Om 04:23 klaarwakker en beduusd over wat er zonet gebeurd was. Met mijn gedachten nog enigszins verzonken besefte ik maar al te goed dat ik net gedroomd had. Gedroomd, zoals vele mensen dat elke nacht doen. Normaal gesproken hou ik wel van een nachtelijke portie dromen, als ik het me later nog kan herinneren tenminste. Maar mochten alle dromen die ik verzin werkelijkheid worden, dan zou mijn leven per direct ondraaglijk worden. Ik ga niet in details treden, maar het schaamrood trekt me al naar mijn kaken bij het idee.

Enfin, het gebrul van afgelopen nacht houdt mij nog steeds weg van enige rust. Het witte plafond lijkt steeds dichter bij te komen, net als de blauwe muur waar ik stijf tegen aan lig. De dekens alweer 30 centimeter lager. Een nieuwe poging tot brullen onder mijn dekens lijkt me nou niet het meest opwindende voor de prachtige man die naast me ligt. Het schijnt zo te zijn dat dromen niet volledig onlogische hersenspinsels zijn, die enkel en alleen ‘ter opvulling’ van onze slaap dienen. Er zijn zelfs mensen die roepen dat dromen noodzakelijk is voor je lichamelijke en geestelijke welzijn.

Nou, leg mij dan nog maar eens uit wat die drachtige nijlpaard met mijn geestelijke, dan wel lichamelijke welzijn te maken heeft. Voordat ik mezelf dramatisch ga kleineren door vergelijkingen te trekken tussen mij en een drachtige nijlpaard, wacht ik geduldig af tot de tijd dat we dromen kunnen opnemen. Tot die tijd zeg ik: slaap lekker!

Jeugdsentiment tijdens mijn vrije dagen

Lang leve de lente. Sinds vanochtend ben ik aanschouwend bioloog van een bonte pestvogel. Wellicht dat je er nog niet eerder van hebt gehoord. Geen zorgen, deze vogel kent jou eerder dan jij hem. Een klein treiterend vogeltje met een sadistisch fluitje. Zelfs Jan Wolkers had er geen problemen mee om dit vogeltje over te slaan in zijn vogel-database. Jan wist vast ook wel wat er aan zat te komen. Niet vaak heb ik van die ingevingen, maar ineens begrijp ik hoe ‘t beessie aan zijn naam komt. De naam van de vogel zegt genoeg over zijn ontdekking…

Mijn raamkozijn dient ineens voor andere doeleinden dan ik zelf in gedachten had. Moeder vogel geeft haar piepende jongen vliegles vanuit mijn kozijn, vergeet tijdens het vliegen dat mijn raam óók uit glas bestaat en paradeert vervolgens op mijn vensterbank met haar roze, krioelende hapjes. Smullen joh! Ik had meteen geen trek meer.

Dus daar zit ik dan. Met op mijn bureau liggend een verrekijker, broodkorstjes en een vogelvriendelijk valletje. Om de vogel mee af te schrikken natuurlijk. Ik ben niet van plan om de vogel te vangen, neee! En die broodkorstjes zijn voor de sier, om mijn vogelvriendelijke kamer mee te decoreren. Die vogel wil mijn broodkorstjes vast niet. Hij heeft genoeg aan zijn eigen wormige hapje inclusief lekkere zandkorrels en grassprietjes. Hmmm..!

Ik in mijn naïviteit maar denken dat vogels lief en teder zijn, centraal staan in de zonnige lente met een strak blauwe hemel. Vader Pestkop ontkrachtte dit vanochtend zoals alleen hij dit kan ontkrachtten. Mijn buurman heeft een haan als wekker, nou.. Ik heb meneer Vulgair voor in de vroege ochtendgloren. Alleen doet deze beste man dat wel in zijn eigen stijl. Een aanpak die ik tot op heden niet waardeer. Waar mevrouw Vink en meneer Kwartel dit op een subtiele wijze doen, doet meneer Barbaar dit via bruut getik op mijn raam. Alsoffie dan ineens wél begrijpt dat er glas in mijn raam zit…

Gelukkig geprezen dat mijn dak niet van glas is. Ik kan me herinneren dat Kabouter Plop daar wel anders over dacht in zijn zelf gecomponeerde liedje “Er zit een gat in m’n dak”. Tijdens mijn jeugd vond ik ‘t prachtig. Lachen dat kabouter Plop een gat in zijn dak had. Wat was ik laaiend enthousiast. Altijd gemakkelijk hé, lachen om andermans brokken. Om maar een citaat te pakken uit dit vocabulaire hoogstandje:  “er was een gat en het was heel groot, lalalalalala. En door dat gat viel er een noot, lalalalalala. Daarna viel er een tak op mij, lalalalalala. En ook een heel groot vogelei…” Om maar te zwijgen over de verdere toedracht van dit liedje…

Anyway: Ik zeg prijs de HEER voor het mooie geschenk wat natuur heet. Voor de mooie dieren, voor de mooie planten, voor het –niet altijd even mooie- weer. Voor de mens die het vogelnestje laat zitten op de meest irritante plek waar het zich momenteel begeeft. Ik denk meteen dat ik de spreuk: ‘In mei leggen alle vogels een ei’, wijzig in ‘huub, huub, barbatruc’! Het is tenslotte april en de kleine Pestertjes krijgen al vliegles. Dus wees eens eerlijk, voor onze jaren ’90 generatie klinkt dat veel leuker toch? De volgende keer dat je vol verwachting kijkt naar een aflevering Barbapapa, kijk dan ook eens naar buiten. De wereld is mooi!