“Waar woon jij?”, was het eerste wat mijn iets te bijdehante nichtje van 4 vraagt op de verjaardag van mijn verre oom. “Thuis”, antwoordde ik. Even werd er niets gezegd. Haar kleine oogjes spraken boekdelen. Niet lang daarna liep ik samen met haar de Grote Markt over. Op zoek naar andere ‘thuizen’. Het ene thuis was het andere niet, en daar was Lotte het met me eens. Lichtjes, kaarsjes, elk huis had een ander thuis.
We liepen naar het Grote Kerkhof. Kleine ‘thuizen’ werden vervangen voor grote. Grote mensen zaten op stoeltjes koffie te drinken voor ‘thuizen’. Ik probeerde Lotte uit te leggen dat deze ‘thuizen’ café’s heten en dat je er drinken kan kopen. Dat leek Lotte wel wat, drinken halen bij willekeurige ‘thuizen’.
Niet lang daarna keek Lotte me aan met grote verschrikte ogen. “Kelsey?, van wie is deze thuis?” en ze richtte haar kleine hoofdje richting het gemeentehuis. ““Nou Lotte, dit is een heel bijzonder gebouw. Dit is namelijk het huis van de koning”, antwoordde ik. “En kijk, de Koning heeft bezoek want de rode loper ligt uit”. Haar ogen weerspiegelden haar geboren fantasie.
Tot op een zekere maandagavond: “Kijk Lotte de koning is thuis én hij krijgt bezoek!” “Uh, Kelsey. Dat is niet het huis van de Koning hoor” , hoor ik haar iets te betweterig zeggen. “Daar woont de gemeente.” Ik was even te verbaasd om wat te zeggen. “De Gemeente woont daar? Nee hoor, de koning woont daar Lotte. De koning van Deventer!” “Nee Kelsey, ik heb het mama gevraagd en mama zegt dat de gemeente daar woont.” “Oh en daar mag je dus niet je fiets neerzetten, want die haalt de gemeente weg”, vervolgt ze.
Vanaf dat moment was het over. Niets huis van de koning. De gemeente woont daar en dat is dat. Als je nog geen vier bent, dan behoren koningen in grote huizen te wonen. Punt. Daarbij: Mijn verhaal maakte Deventer nóg historischer.
Dus burgemeester van Deventer. Wilt u voor één keer koning spelen? Koop ik wel een kroon, draagt u uw ketting en rollen we de rode loper uit. Dan komen wij op bezoek en kan ik Lotte laten zien dat er wel degelijk een koning van Deventer bestaat.
En zullen we afspreken dat de stad vol geheimen zit? Dat er een klein jongetje verstopt zit in de Deventer koek fabriek, net zoals Sjakie in de chocoladefabriek? En dat de gaten in de Bergkerk komen door een heks die tegen de kerk is aangevlogen? Dat er kleine deurtjes en kiertjes zijn waar stadskabouters wonen die in de nachten huizen bewaken? Ik ben voor!
Laatst vroeg Lotte tijdens onze avondwandeling waar ik eigenlijk woonde. “Daar” wees ik, en liet haar de Grote Lebuïnuskerk zien. Ik vertelde dat mensen daar komen om met God en Jezus te praten en om zich even thuis te voelen. Twee sprankelende oogjes keken mij aan: “Woon jij dáár? “Ik wil daar ook graag heen, Kelsey. Niet om me thuis te voelen, maar gewoon om even lekker te knuffelen met Jezus.” Een glimlach betoverde mijn gezicht.
Leuk verhaal Kelsey, krijg er een lach van op me gezicht 🙂